Mkb’ers moeten aan de slag met CSRD-thema’s

November 9, 2023

Met de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) verplicht de Europese Commissie bedrijven om in hun jaarverslagen te rapporteren op duurzaamheid. Tussen 2024 en 2029 krijgen naar verwachting zo’n 50.000 ondernemingen te maken met de CSRD. Om hen op weg te helpen met de uitgebreide rapportage zijn Europese richtlijnen gepubliceerd: de European Sustainability Reporting Standards (ESRS). 

Deze en andere initiatieven, zoals de EU-taxonomie voor duurzame economische activiteiten en de EU Green Bond Standard, getuigen van vastberadenheid om EU-beleid over het milieu, het klimaat, de volksgezondheid en de biodiversiteit van een juridische basis te voorzien. Deze structuren vergroten transparantie en maken het eenvoudiger om duurzame activiteiten te identificeren en onder gunstigere voorwaarden te financieren. Tegelijkertijd is het voor veel bedrijven een uitdaging om aan de richtlijnen te voldoen. Ongecontroleerde regeldruk is een risico voor het concurrentievermogen van de EU. Voor kleinere bedrijven is daarom een lichtere CSRD-variant in ontwikkeling.

Lidstaten hebben achttien maanden de tijd om de CSRD om te zetten in nationale wetgeving. Tussen 2025 en 2029 moeten zo’n 50.000 bedrijven voor het eerst de duurzaamheidsrapportage opleveren. In eerste instantie gaat het om de grootste bedrijven die van openbaar belang zijn en die nu al verplicht zijn te rapporteren over duurzaamheid door het Non-financial Reporting Directive (NFRD). Ze moeten vanaf het fiscaal jaar 2024 de ESRS implementeren. Het jaar daarna wordt de verplichting uitgebreid naar bedrijven die aan tenminste twee van de volgende voorwaarden voldoen in de afgelopen twee jaar: zij hebben meer dan 250 medewerkers, meer dan 50 miljoen euro omzet per jaar en/of meer dan 25 miljoen euro op de balans. Ook ondernemingen onder niet-EU zeggenschap die aan deze criteria voldoen of die een bijkantoor hebben in Europa met een omzet van meer dan 40 miljoen euro, moeten deze rapportage opleveren. Tot slot is er een groep kleinere bedrijven die niet verplicht is om te rapporteren, maar die wel diensten of producten levert aan grotere ondernemingen. Die grotere ondernemingen gaan strenger kijken naar de duurzaamheid van hun aanbieders en dienstverleners en dus moeten ook zij informatie aanleveren over CSRD gerelateerde thema’s. 

Wanneer bedrijven rapporteren publiceren zij materiële informatie over hun impact op mens en milieu (impactmaterialiteit) en duurzaamheidskwesties die het bedrijf financieel beïnvloeden (financiële materialiteit). Dit wordt het ‘dubbele materialiteitsprincipe’ genoemd. Naast transparantie verplicht de CSRD-bedrijven tot het formuleren van concrete doelstellingen. De voortgang wordt gemonitord ten opzichte van een eerste nulmeting. Er bestaan tien themastandaarden waarop bedrijven kunnen rapporteren, die variëren van biodiversiteit en circulaire economie tot arbeidsrechten in de keten. Bedrijven krijgen de verantwoordelijkheid om hun eigen materiële thema’s te identificeren en te prioriteren in overleg met hun omgeving. Vervolgens wordt door het ‘dubbele materialiteitsprincipe’ van ondernemingen niet alleen verwacht dat zij per thema openheid geven over hun impact op de leefomgeving, maar ook over de invloed van deze thema’s op het bedrijf zelf en welke risico’s dit met zich meebrengt.

Dataverzameling en deze effectief verwerken is een uitdaging. Bedrijven moeten investeren in nieuwe systemen en professionaliseren om aan de nieuwe vereisten te voldoen. De komende maanden zullen veel ondernemingen hier voor het eerst mee aan de slag gaan.

“Ik begrijp goed dat met name niet-beursgenoteerde ondernemingen het gevoel hebben nog niet klaar te zijn om over zo’n brede linie te rapporteren. Wij raden daarom aan om nu alvast in kleine stappen te beginnen met het voorbereiden van de dubbele materialiteitsanalyse. De eerste stap is het identificeren van de verschillende mogelijke materiele thema’s. Dit kan met behulp van een desktop-analyse van verschillende bronnen, waaronder de ESRS. Een vertrekpunt is bijvoorbeeld onderzoek naar de dominante duurzaamheidsthema’s in de eigen sector of aansluiten bij duurzaamheidsstandaarden voor de sector die al zijn vastgesteld, zoals de GRI Standards. Met deze analyse stel je een ‘long list’ van thema’s samen.

Stap twee is de eigen omgeving in kaart brengen. Je onderzoekt dan welke stakeholders, zoals klanten, leveranciers, medewerkers, omwonenden en financiers, impact ervaren of worden beïnvloed door de bedrijfsactiviteiten. Stap drie is de stakeholderdialoog: bespreek de long list met je omgeving. Zo kan die worden geverifieerd en verkort en ontstaat een duidelijke lijst met thema’s die voor de onderneming in ieder geval belangrijk zijn om op te nemen in hun rapportage.”

Rado Georgiev 
Duurzaamheidsadviseur bij BNP Paribas